Annie M.G. Schmidt

"E E N   D I C H T E R

Piet Pluimers wou het liefst verzen schrijven
over wat late rozen in de zon.
Hij was dichter en wou het blijven.
Hij schreef sonnetten toen hij pas begon.

Het rijmde ook. Maar andre dichters zeiden:
je mag niet rijmen joh, t is geen gezicht!
Je moet zorgvuldig alle rijm vermijden,
want een gedicht dat rijmt is geen gedicht.

En dan dat metrum! Dat is uit de mode.
t Mag niet van rál de ral de rál de ral.
Punten en komma's, jongen, zijn verboden.
En denk erom: geen hoofdletters overal.

En nooit een hele zin. Alleen maar brokken.
En rozen mogen wel een keer, maar dan
slechts in verband met baarmoeders en sokken
en zó dat niemand het begrijpen kan.

't Is maar dat je het weet, we zeggen 't je maar even. 
Piet had het spoedig door en hij zei: o.
Hij heeft dezelfde dag een vers geschreven,
zijn eerste echte vers en dat ging zo:

ik drijf de spelden van wanhoop
in de huid van je 
grutten wezenloos
woezie woezie 17 en
klaan uit je klikhaar versuikeren
bleke bliezen in schedels met spuigaten
vol blauw gehakt

En toen zei iedereen: dat is prachtig! (Godallemachtig!)
En Paul Rodenko schreef een heel lang stuk
in Maatstaf om te laten zien hoe prachtig 
het was. Vooral dat 'woezie' en dat 'kluk'.

Alleen Piet Pluimers zelf was niet tevreden.
Hij wou zo graag eens rijmen, want helaas,
hij heeft nu eenmaal 't rijm onder z'n leden.
Maar nee, hij mag alleen met Sinterklaas.

En hij wou graag één keer een komma zetten.
Ach Piet! Over tien jaar slaat het om!
Dan rijmt men weer. Dan maakt men weer 
sonnetten.
Dan gaat het weer van póm de róm de róm."
A N N I E

"Valt het kwartje?," vroeg tante Friet . . . 

  



Annie M.G. Schmidt

„Follow you blise and the universe will open doors for you where there were only walls.“  

Joseph Campbell

pexels-photo-1374064.jpeg

Foto door julie aagaard op Pexels.com

„Ik wil het u niet opdringen, tante

Nu is tante Jozien dood. Wat is er van haar overgebleven? Stof, en dat is nu zo jammer, want ze was de grootste vijand van stof. Ze had drie aapjes op haar etagère: zie geen kwaad, hoor geen kwaad, spreek geen kwaad. Viermaal per dag stofte zij ze af en ik moet zeggen, tante Jozien zag en hoorde en sprak niet veel kwaad. Ze zag stof, ze hoorde het nonnenkoor door de radio en sprak alleen kwaad van de politie, omdat ze haar matje niet mocht uitslaan wanneer het haar beliefde en het beliefde haar altijd.

Zij was een levend verlengstuk van haar stofdoek en haar wrijflap. Nu is ze dood en nu heb ik zo’n spijt dat ik niet achter haar aan gehold heb door het huis, terwijl ze stofte, terwijl ze van het dressoir naar het raam liep en weer terug naar de etagère. Ik had er haar wellicht op attent kunnen maken dat er een wereld bestond. Er is een wereld, tante Jozien, weet u dat er een wereld bestaat? Gaat u nu eens op de divan liggen, tante Jozien … (Op de divan liggen, ’s ochtends om halfelf, en m’n slaapkamerzeil dan? …)

Nee, tante, ga nu eens even op de divan liggen en kijk dan naar de vaas met prunus, roze prunus tegen ’t blauwe vierkant van het raam, en daarbuiten vliegen grote witte meeuwen, ziet u wel, en nog verder weg zij schepen op blauw water en nog verder weg zijn ezeltjes in Algiers en nog veel verder weg zijn de sneeuwtoppen van de Himalaya. Wel heel ver weg, maar het is er allemaal. (Ja, nou je ’t zegt, de ramen moeten gezeemd …)

Och, tante Jozien, blijf nog even liggen en denk eens in … Gelooft u dat we van de lancetvisjes afstammen? En dáárdoor? Eens moet het toch begonnen zijn. En waarom zijn we er eigenlijk? Waarom zijn we er niet niet? Zouden we dat ooit te weten komen, tante? (Hou op, m’n knolletjes moeten nog schoon voor de middag …)

En liefde, tante Jozien, wat denkt u ervan, wat zou het eigenlijk zijn, die liefde? (Je oom was een brave man, dat weet je …)

Nee, blijf nog even liggen, tante, het is waar, de sneeuwtoppen van de Himalaya zijn te ver en ook de ezeltjes van Algiers zijn te ver voor ons, maar de boekenkast staat hier in de kamer, dichtbij, en daar zit het ook allemaal in. Het lijkt nu alleen een paar rijen stoffige boeken … (Stoffig, zeg je? Waar is me stofdoek, zie je stof in ooms boekenkast? …)

pexels-photo-3989845.jpeg

Foto door James Wheeler op Pexels.com

Och, daar heb ik het weer bedorven, nee tante, stil, we hadden het over de wereld, weet u nog wel? Die zit nog méér in de boeken dan erbuiten. Wilt u een kussen onder uw hoofd, tante? Wie op de divan ligt en het stof een paar uur laat waaien, kan het allemaal meebeleven. Grote avonturen van gedachte. Verzen, waar je helemaal doorheen kunt kijken en waar je dronken van wordt. (Dronken? Het is hier een fatsoenlijk huis! …)

Tante Jozien, en als je moe bent geworden van de boeken: er is nog veel meer. Muziek, nóg mooier dan het nonnenkoor. Daar moet u dan niet onderwijl bij afstoffen. En tante, ik wil het u niet opdringen, daar gaat het helemaal niet om, maar de heel gewone dingen … Kijk eens naar de poes. Hij ligt zo elegant en mollig met zijn roze tenen over de leuning. Zijn ogen zijn halfedelstenen, wat zijn het, topazen? Maar dan levende topazen met heel diepe Egyptische poezengedachten erin. (Ligt hij weer op de grote stoel? Zo meteen ligt alles weer met haren …)

Misschien had het helemaal niet geholpen wanneer ik achter tante Jozien was gehold bij het stof afnemen. Ook al had ik haar op de divan gekregen. Maar het wás ’t proberen geweest. En nu is het te laat. Nu heeft ze nooit geweten dat er een wereld bestond.“

ANNIE  M.G.  SCHMIDT

„You have arrived, enjoy breathing.“

Thich Nhat Hanh

Lonely Author Stranded

Deze was indruk wekkend: Doe iets! Maakt niet uit wat. Loop niet te piekeren. De dingen gaan zoals ze gaan. Wees positief en blijf aan Maarten denken, want hij was té lief … Dat is het. „Zorg goed voor Mieppie en je man,“ zei de Gestrande Lonely Author.

Liefs uit Holland * Amsterdam * 1 mei 2020 van * http://www.friedabblog.wordpress.com * via Lonely Author Stranded

E   L   F   R   I   E   D   E

Jan, hij kon d`r wat van . . .

Als ik uit me keukenraam kijk zie ik dit, de brug over de Bilderdijkgracht, waarover ik altijd naar Dirk fietste, en de De Clercqstraat schuin daarzo over de brug overstak. Kom zelden of nooit meer in de Kinkerbuurt . . .

Ja, heel erg en ontzettend verkeerd!

Wanneer . . . , deed ik dan eens één enkel keertje maar . . . , iets goeds? Dat vroeg ik me ook vertwijfeld af . . .

Tante Von: „Toen je je andijvie stampotten maakte met uitgebakken spekjes, ’n mager Hema worstje. Meestal had je dan ook zo rond de Kerst ’n pan met draadjesvlees op je balkon staan, als het dan vroor kon je ’t vet er zo van afbreken . . .“

Tante Friet: „Dat ’t nu een Kuttijd is, is zeker te weten ook haar schuld, hè . . . “

close up photo of a typewriter

Foto door Suzy Hazelwood op Pexels.com

Vertwijfeld Zeikwijf

Aque zoek,

Batterijen leeg,

 app dood, verkeerde aansluiting,

Kutwijf wordt 76,

 met haar gedoemde gedichtjes . . .

Waar blijven die grote smoelen?

Ik hoop van harte dat tant Von ’t kan behappen … Geregeld krijg ik ’n mailtje van Romenu (Rome nu, dus …) die sinds maart 2006 een gedichtenblog heeft. Ik dacht: daar vertelt hij over … , dat is prachtig … , al die klanken en kleuren . . .  En tante Friet plonsde in het water, zonder betonblok aan haar poten deze keer . . .  

Tante Von: „Ja, een gedicht heeft geen kleur! Ga waterverven met je te dikke reet en val me niet lastig met je kutblogs. Ik moet op me kleinkinderen letten.“ Dan ben je wel effe uit geluld, dat zeg ik . . .

Het spijt me, maar tante Friet is niet dr. professor Frieda-Elsje en wanneer ze het wel zou wezen, dan is zij nu al tien jaar met pensioen . . . Elfriede staat nog steeds als een huis, gaat onmiddellijk lof klaarmaken met appel, banaantje en gerookte kip. Wees maar niet bang, die trut valt er echt niet vanaf! Maar . . . , als ze in mei met haar dikke reet over de honderd kilo moet wegen, gaat ze wel ’n weekendje wieberen in ’s-Hertogenbosch, koopt ze voor € 20, — Bosche Bollen . . .  Nee, ’t benne géén Amsterdamse Moorkoppen . . . Ja, MacDonnald drive in . . . , met France frietjes, ook nog . . .

En vertel ’ns . . . ? Wat ze allemaal heb te MOETEN???

ISOLEERCEL

Ik hoorde het wel vaker van mensen, dat oudere mensen vroeger met twee woorden werden aan gesproken: „Dank U wel,“ bijvoorbeeld . . . Er werd hoog tegenop gekeken, ze werden gerespecteerd en dat bestaat al helemaal niet meer . . . „Ja, ze is gestoord & vindt de lockdown lekker. Nee, ze spoorde nooit, hoor! Absoluut niet!“ Maar, hoe het werkelijk zit, daar hebben ze géén tijd voor, want bij die Marktkantine is ’t drukker en interessanter, dan pleuren ze je met hun vooroordelen, ONVERSCHILLIGE & ONGEïNTERESSEERDHEID in zo’n . . . Hoe heet dat?

Ik doet eerst even een bakkie, dan kom ik er wel weer op . . .

E   L   F   R   I   E   D   E  

Annie

♥   Op de Kop van Jut   ♥   Westerpark   ♥   A M S T E R D A M   ♥

Het is nog steeds januari . . . , dus . . .

vehicles on road between high rise buildings

Foto door Craig Adderley op Pexels.com

Dat grote ei

„Wie heeft dat grote ei gelegd? ze Hannekedoe de haan. / Wie heeft dat grote ei gelegd? Wie heeft dat toch gedaan? / Heb jij dat ei gelegd, Cato? Of jij, Marie? Of Kee? De kippen keken heel verbaasd en zeiden allemaal: Nee, / wij leggen wel ereis een ei, maar niet zo vreselijk groot, / we zouden het niet kunnen ook, al sloeg uwé ons dood.

Kom, kom, zei vader Hannekedoe en trok een streng gezicht, / een ei wordt altijd eerst gelegd, voordat het ergens ligt! / Dus iemand heeft dat ei gelegd, of is het een ei van de koe? / Of is het een ei van de olifant, zei vader Hannekedoe. / Of is het ei van een kangoeroe, of is het ei van de struis? / Of is het ei van de locomotief, of is het gewoon abuis?

Toen zei de kip Cato verlegen: Zusterkens, vooruit, we gaan er maar op zitten en dan komt er wel wat uit, misschien gewoon een veulentje, of anders een busje vim. Toen klommen ze allemaal op dat ei, het was een hele klim.

Daar zaten ze met z’n allen, zeven kippen op een ei en Hannekedoe de haan, die klom er zelf persoonlijk bij. / Ze gingen zo gezellig aan het broeden, alle zeven, maar na een uur ze Hannekedoe: Het gaat een beetje kleven . . .

En toen, na nog een uurtje zitten kregen ze ’t in de gaten. / Ze merkten dat ze aan elkander vastgesmolten zaten. / Ze sprongen op en zagen dat het ei geen ei meer was, / daar stonden ze verdrietig in een kleverige plas.

Het was een suikerei geweest, wie had dat nu gedacht, / een suikerei dat gisteren door de bakker was gebracht. / En Hannekedoe de haan heeft toen alleen nog maar gezegd: Het is Geen Goede Kip geweest, die zo’n ei heeft gelegd.“

Annie M. G. Schmidt

E   L   F   R   I   E   D   E

 

Aan Maarten van Buuren & alle buren die geil mee kunnen gluren

Dus, tijdens Sail2020 in augustus varen er 50 tallships de stad binnen door het Noordzeekanaal en over het IJ.

Schrijf in je agenda en kom kijken via de                      Outlook ⇓ Amsterdam ⇓

„Nee, hij heeft geen zin,

IN  EEN  GEZELLIGE  VRIENDIN.“ 

Elfriede Heinzel

„Wat?!?“

Maarten: „Een tweeregelig gedichtje bestaat niet.“

Friet: „Loop niet aan me harses te eikelen: Nu, bestaat het wel. Ik heb wel wat van Annie M.G. Schmidt, uit: ‚DIE  VAN  DIE  VAN  U‘. Helemaal gedundrukt door van Oorschot: ISBN 9789028260429 voor de liefhebbers of de Idioten zoals ik:

http://www.vanoorschot.nl

„Maar . . . ,“ zei Friet, „zij schrijft gedichten van minstens twee pagina’s, als het er niet meer zijn, zoals: ‚Het prenatale‘, wat meer ’n eenakte is van zeven pagina’s en dan struikelt ’t algehele mongolen orkest over dat te lange hemd van Annie, hè . . .“

„Begin gewoon, want ik wil het graag eventjes lezen. Doe maar . . . ,“ zei Maarten plotseling . . . , „zó gezellig van Annie.“

 „HET  PRENATALE
Het doek is dicht en voor het doek staat een juffrouw
JUFFROUW:  Ze hebben mij nooit gevraagd, zo een dertig jaar geleden: „Juffrouw, wilt u geboren worden, ja of nee,  ’k heb eigenlijk nooit begrepen, waarom ze dat niet deden, en nu ’k er over nadenk, zeg ik: hee, daar had toch iemand moeten zijn, in het prenatale, een ambtenaar met vleugeltjes zo achter het loket, die had gezegd:
Het doek gaat open
AMBTENAAR:  Juffrouw wilt u op aarde nederdalen, of blijft u voor de zekerheid maar liever in uw bed?
JUFFROUW:  Tja, kijk eens hier, voordat ’k eraan begin, wat houdt het in, mensen, wat houdt het in?
AMBTENAAR:  ’s Kijken, vijf, zes, zeven, maart, april, u wordt in mei geboren als u wil.
JUFFROUW:  Dus ’t kan? Geboorte is nog niet beperkt?
AMBTENAAR:  Ooo neee! Maar ja, geboren worden is niet ieders werk.
JUFFROUW:  En ik kan niet heen en weer? Zo als forens?
AMBTENAAR:  Ga nou gauw weg, juffrouw, je loopt je lens. Nou … , als een mens geboren wordt, als regel, krijgt ie een hokje en een stempel en een zegel. Uw pa is … , katholiek én al uw ooms, dan blijft u wel uw hele leven rooms, maar als uw pa p.g. is een tante, dan blijft u meestal ook een protestante, en als uw moe het over ‚arepels‘ heeft, dan eet u arepels zolang u leeft, maar zegt uw moeder: „toost en kaviaar“, dan eet u kaviaar, zo gaat dat daar, en bent u per ongeluk neger of jodin, dan negeren ze u het graf wel in.
JUFFROUW:  Meneer, ik weet het, het is laf, maar dan zie ik er liever van af. Dag meneer.
AMBTENAAR:  Dag juffrouw.
De juffrouw loopt weifelend weg, maar komt dan toch terug . . . 
JUFFROUW:  Meneer, ik wou toch eigenlijk nog even informeren.
AMBTENAAR:  Ja, wilt u nou geboren worden, ja of te nee?
JUFFROUW:  Ik g’loof het wel, ik dacht, ik zou d’r iets van kunnen leren.  〈Ik begin al in me broek te pissen.〉
AMBTENAAR:  En … , onder welke invloedssfeer, er zijn er namelijk twee. Wat wilt u dus, het oosten of het westen?
JUFFROUW:  Dat ligt er aan, meneer, wat is het beste? Is ’t westen beter dan die and’re kant?
AMBTENAAR:  Ik ga niet stoken, dame, ’k ben geen krant. In ’t oosten staat een kerel met een pook.
JUFFROUW:  In ’t westen niet? 
AMBTENAAR:  Ja zeker, dame, ook. Alleen die pook in ’t westen is wat dikker, maar hoe ’t ook mag zijn, u krijgt op uw flikker.
JUFFROUW:  Maar waarom hebt u dan hier dit bureau, en waarom stuurt u ons? Dat risico . . . 
AMBTENAAR:  Ach, ’t risico is niet zo geweldig, kijk, uw retour is tachtig jaren geldig, en komt er … , nou … , een middelgrote bom, dan bent u voor altijd al hier weerom.
JUFFROUW:  Maar kan ik niet als eskimootje gaan?
AMBTENAAR:  Dat kan juffrouw, dan eet u altijd traan.
JUFFROUW:  Of als lieveheersbeestje misschien?
AMBTENAAR:  Afdeling ‚Kruipend‘: Loket zeventien.
JUFFROUW:  Wat moet ik dan meneer, zo al met al . . . 
AMBTENAAR:  Nou ja, ’t heet niet voor niets een tranendal.
JUFFROUW:  Meneer, het lijkt me een straf, ik zie er maar liever van af. Dag meneer.
AMBTENAAR:  Dag juffrouw.
De juffrouw gaat langzaam weg
AMBTENAAR:  Juffrouw nou u toch hier ben, mag u wel ’s even kijken, u kunt over die schutting hier de hele wereld zien.
JUFFROUW:  Ik vind het zo van boven af een grote kermis lijken.
AMBTENAAR:  Och ja juffrouw, welja juffrouw, dat is het ook misschien. Die grote blauwe vlekken zijn de zeeën, kijk hier de Alpen, daar de Pyreneeën.
JUFFROUW:  De zon schijnt op de sneeuw, de bomen ruisen, ‘k zie witte schepen op de meren kruisen.
AMBTENAAR:  dat is Parijs, die kleine lichtjes daar.
JUFFROUW:  Kijk, de terrasjes op de boulevard. 
AMBTENAAR:  En daar, nee dame, daar . . . , ligt Amsterdam, kijk ginder rijdt de Haarlemse tram, da’s Scheltema, ze zitten weer te luieren.
JUFFROUW:  O kijk die mensen over ’t  Damrak kuieren.
AMBTENAAR:  Daar loopt uw pa . . .  (ja, ás u wilt juffrouw) uw moeder wil wel, kijk es even . . . , nou!
JUFFROUW:  Ik hoor muziek, kijk bankjes in ’t plantsoen, meneer, meneer ik zal het toch maar doen.
AMBTENAAR:  Die kant uit dame.
De juffrouw neemt haar tasje en gaat hoopvol weg. De ambtenaar roept haar terug.
AMBTENAAR:  Een ding moet ik u nog raden: rem af bij spijkerpaden.“ 

Annie M. G. Schmidt

E   L   F   R   I   E   D   E

 

„So what!“

♥  ♥  ♥   OP  DE  KOP  VAN  JUT   ♥  ♥  ♥

En . . . , toen had ze géén eerste zin . . .

Tante Von: „Ja, ze loopt weer te klunzen zo als gewoonlijk,“ en de emeritus professor dr. Maarten van Buuren riep meteen: „SO WHAT!!!“ 

Meer dan een uur naar die zwarte katjes gezocht, omdat ze voor de boekenkast speelt voor een stapel Hemingway . . .  Ik maak wel opnieuw foto’s van die stapel boeken van Hemingway en de hoogweledelgeleerde Heer, emeritus prof. dr. Maarten van Buuren zei: „Het interesseert me helemaal niks, wat er naast je bed of onderin je boekenkast ligt, maar ik zou het wel vreselijk mooi vinden, als je gewoon verder ging op page 85, hoofdstud 5, van ‚KIKKER GAAT FIETSEN‘ . . .  Maakt niet uit of je het al had gelezen, dan kom je er weer een beetje in, want als je steeds maar weer opnieuw begint, komt me boek nooit uit. Als je eerst je haar wil doen is ook prima . . . “

Friet: „Het is al 14.15 uur . . . , mag ik eerst koffie gaan drinken? Ik ben met alles te gelijk bezig. Huishouden . . . , dat zijn multitasken . . .  En, wat eten we vanavond?“ Zij was niet van plan om ook maar een enkel woordtje te schrappen, die lieve schat smult van dit gekluns & gestuntel . . . , dat zijn zijn studenten . . .   Ja, deze trut zat op zijn Filosofische Leesclub: Problemen!?! En weet je wat het mooiste bij hem was?

Betty uit Sylt: „Nee . . . , géén idee in géén honderd jaar . . . Vertel . . . , ik zit te hyper ventileren op het puntje van me stoel.“

Friet: „Ja . . . , hij luisterde naar me, als ik ook iets wilde vertellen, tijdens zijn lezing of erna . . . , dan stond hij bij me stil en hield zijn mond.“

Betty uit Sylt: „Werd je niet meteen weg gestuurd? De mensen kwamen toch niet voor jou! BEK DICHT!!!“

Friet: „Nee . . .  Ik vrat hem op! En, hij weet dat wel, hoor . . .  Ben nog steeds gek op hem en ga hem lezen.“

In zijn ‚KIKKER GAAT FIETSEN‘ beschrijft hij zijn depressie en hoe hij eruit is gekomen en dan verteld hij, wat hij ging lezen . . . , citeerde . . .  Friet ging gewoon al uit haar dak en helemaal over de rooie . . . , alleen al over ’t feit, dat je ook iets rottigs . . . , gewoon iets akeligs kunt beschrijven . . . , dat het niet altijd van die Halleluja Prijs de Heerverhalen hoeven te zijn . . . ,  zo gezellig met een borreltje . . . , zo knus met een Bosche bol . . . , koffie met slagroom . . .  Ja, en met ’n gezellig bloemetje . . . , koekjes bij de thee . . .

Betty uit Sylt: „Je hebt toch wel appeltaart gebakken bij de koffie, hè? Anders, kom ik niet eens naar Amsterdam . . .“

Tante Friet: „Het zette wel de deur op ’n kier van van mijn blog-œuvre  . . . “

Herfstachtig Amsterdam van Constantijn Huygens (1596 – 1687)?

A M S T E R D A M

„Gemeen’ verwondering betaamt mijn wond’ren niet, / De vreemdeling behoort te zwijmen die mij ziet.“ 〈〈〈 Amsterdam is aan het woord en zegt: „Houw effe is grote bek! Voor mij is niets te gek, te duur, te groot, te breed of te lang, want ik draag de keizerskroon op de toren van de Westerkerk. Moet je nog een uurtje? 〉〉〉 „Zwijg vreemdeling, en zeg: Hoe komen al de machten / Van al dat machtig is besloten in uw grachten? / Hoe komt gij, gulden Veen, aan ’s hemels overdaad? / Pakhuis van Oost en West, heel Water en heel Straat, / Tweemaal Venetie, waar ’s ’t ende van uw wallen?“ ⊂ Dus, niet allemaal tegelijk Rome, Parijs en Cairo prijzen, maar als je AMSTERDAM  ziet, houw allemaal effe jullie grote smoelen, hè . . .  AMSTERDAM = IN DE OVERTREFFENDE TRAP . . . 

„Zeg meer, zeg, vreemdeling. Zeg liever niet met allen: Roem Rome, prijs Parijs, kraai Cairo’s heerlijkheid; Die schriklijkst van mij zwijgt heeft alles best gezeid.“ Constantijn Huygens 1596 -1687 . . . 

E   L   F   R   I   E   D   E

HALEN & BRENGEN

„Waar?“

*   *   *   Op de kop van Jut   *   *   *

Je kan er vandaag weer geen lijn op trekken: „Halen & Brengen,“ riep Von en Friet hing haar wasje in de slaapkamer op, met de ramen open, want je blijft rennen met die klamme bende . . .  Behalve aan de wc-deur hangt géén wasrekje, maar verder is er geen deur meer vrij . . .  „Het zonnetje schijnt weer door de wolken,“ riep Kel enthousiast.

„Friet: Brengen, effies wat frisse lucht door die pis bende,“ hoorde ze haar brullen en daar voer weer ’n volle bak met zand langs. Hij was super zwaar beladen en lag te diep in het water, daarbij vroeg zij zich af: „Waar halen ze dat zand vandaan? Waar gaat het naartoe? Waarvoor wordt het gebruikt? In de bouw? Voor cement?

„Friet! Wat kan mij dat nou rotten. Effe googelen ja . . . , dan goed lezen, . . . ,“ wist dat eigenwijze krengetje.

Kortom: file op de Kostverlorenvaart . . . „Ja, als de brug in de Jan Eef open staat, staat alles & overal vast . . . “ zei Von, die haar hele leven daar achter in de Bestevearstraat woonde. „Maar, dat is de Admiraal De Ruijterweg, je weet wel . . . , van Michiel Adriaenszoon die Ouwe Zee-Rover.“ „Ja, hij leg in de Nieuwe Kerk, bij ’t Paleis op de Dam en heb ’t aller mooiste & duurste gebeeldhouwde graf van de hele naahsie.“ 

Frietje: „Maar, wat is ’t aller belangrijkste?“ Al ’t overige en de rest pleur de prullenbak in: Gebeeldhouwd door ’n Belg! God Is Gedankt & Geprezen! Één Belg geboren in Mechelen http://www.Rombout Verhulst.nl . . . , en hij bleef verhuizen, in Amsterdam verdiende hij goud geld, dat wel weer in de Gouden Eeuw . . .  „In Brussel hebben ze het Manneke Pis! Hebben ze toch ook wat . . .  ZEIKERS! Ach man! Houw op!  . . . ,  ’t Manneke Pis! Kom me niet met Pieter Breugel ankakken. Hij kwam uit Breda en in die tijd was België ook nog eens Den Zuidelijke Nederlanden aan de Zee . . . Moet u nog ’n uutje . . . ?“ 

Von: „Jaahaa-aa-a-aah . . . , totaal mesjokke! In Bruxelles kan je in een restaurant niet eens iets bestellen.“

Frietje: „Nee, als je te stom bent om Frans te spreken, kan je maar beter naar Van der Valk gaan.“ En pissig riep ze: „Overal Godverdomme ’t zelfde liedje . . .  Ik vreet me Franse Frietjes wel bij Mc Donalds! Sterker nog! Ik blijf gewoon helemaal lekker rustig thuis bij Mieppie . . . “

F U C K     Y O U R    O W N     D U C K Y’s !!!

  1. http://www.michiel adriaenszoon de ruyter.nl (1607 – 1676) zijn praalgraf in de Nieuwe Kerk op de Dam werd in opdracht van zijn zoon Engel Michielszoon de Ruyter in 1681 voltooid.
  2. Het was gemaakt & ontworpen door de Haagse beeldhouwer http://www.roumbout verhulst.nl In 1654 verhuisde hij vanuit Leiden naar Amsterdam en tien jaar later bleef hij in Den Haag wonen . . .  Zie Wikipedia
  3. Zie: Amsterdam Wikipedia en het allerlaatste fotootjes is het interieur van ’t vierkante, houten kerkje in Durgerdam op de Durgerdammerdijk … Allemaal gemeente Amsterdam.

„W O N I N G L O Z E

Alleen in mijn gedichten kan ik wonen, / Nooit vond ik ergens anders onderdak; / Voor de eigen haard voelde ik nooit een zwak, / Een tent werd door den stormwind meegenomen.

Alleen in mijn gedichten kan ik wonen. / Zolang ik weet dat in de wildernis, / In steppen, stad en woud dat onderkomen / Kan vinden, deert mij geen bekommernis.

Het zal lang duren, maar de tijd zal komen / dat vóór den nacht mij de oude kracht ontbreekt / En tevergeefs om zachte woorden smeekt, / Waarmee ’k weleer kon bouwen, en de aarde / Mij bergen moet en ik mij neerbuig naar de / Plek waar mijn graf in ’t donker openbreekt.“ Jan Slauwerhof

Friet: „Nog eentje?“

Von: „Is goed, maar niet zo’n lange . . . “

Friet: „Sonnetje doen? 4 + 4 val 2 – 2 – 2 oké . . . ?

Von: „Nog korter . . . ?“

Friet: „Ga literatuur lezen met je kleinkinderen. Ik heb ze Annie M. G. Schmidt gegeven.“

Mirjam Pressler: „Per slot van rekening gaat het niet iedereen iets aan, hoe je je momenteel voelt . . . D i s c r e t i e  en behoedzaamheid behoren tot de grootste kattendeugenden.“ Weiterlesen